Vriendschap

Afgelopen week kwam het woord vriendschap vaak ter sprake in mijn gesprekken met mensen. Wat is vriendschap, wanneer is iemand een vriend?

Het Griekse woord voor vriend is philos, dat komt van het werkwoord philein en dat betekent: houden van. Vriendschap is dus een vorm van houden van? Maar wat voor een soort houden van? Op welke manier houden vrienden van elkaar? Houden vrienden altijd van elkaar?

Het houden van mensen is niet altijd wederkerig. Denk aan een onbeantwoorde liefde. Er is eenzijdige liefde tussen mensen mogelijk, maar dat noem je geen vriendschap. Vriendschap is een manier van houden die wederkerig is. Houden van is een streven naar iets, een willen van iets. Van een vriend houden, betekent echter niet zozeer voor jezelf iets wensen, maar die vriend iets toewensen. Als je bevriend bent met iemand, wens je hem of haar het goede, het beste toe. Alleen indirect wil je in een vriendschap ook iets voor jezelf. Omdat vriendschap altijd wederkerig is, wil jouw vriend ook het goede voor jou en via je vriend dus ook het goede voor jezelf. Vriendschap is dus : elkaar het goede toewensen.

Het is mogelijk dat je van iemand houdt en die ander ook van jou houdt, zonder dat er sprake is van vriendschap. Namelijk als beiden het niet van elkaar weten. Je kunt volgens Aristoteles alleen maar zeggen dat je met iemand bevriend bent als je weet dat de ander jou als vriend beschouwt en hij of zij dat van jou weet. Je kunt dus niet in het geheim met iemand bevriend zijn.

Mijn vrienden zijn voor mij van zeer grote betekenis! Het zijn stuk voor stuk warme, mooie en kritische personen, ieder op zijn of haar eigen wijze. Mijn vrienden zijn eerlijk; ze vertellen mij wat ze vinden over mijn gedrag omdat ze mij het beste gunnen, mij willen helpen…niet om mij pijn te doen. Ze houden van mij om wie ik ben zonder oordeel.

Mijn vrienden hoeven geen beloning voor de vriendschap, geen bevestiging….Ik hoef ze niet elke week te bellen of te zien, ik hoef ze hier ook niet te noemen want ze weten dat het over hun gaat. De vriendschap zelf is voldoende…..wat een warm bad!

Ik vond een mooi artikel in een oud nummer van het Filosofie Magazine uit 2008, door Anton de Wit:

Echte vriendschap draait niet alleen om plezier: ‘Je bent bevriend met iemand, omdat hij deugt.’ Volgens de Nijmeegse filosoof Paul van Tongeren is het goed om je vriendschappen tegen het licht te houden. ‘Daardoor voorkom je dat je er ineens alleen voor staat wanneer je van baan verandert, of je schoonheid verliest.’ Vrienden maken is nog nooit zo makkelijk geweest. Je meldt je aan bij een populaire website als Hyves, Facebook, MySpace. Je bladert wat door de profielen van andere gebruikers en klikt op ‘Toevoegen als vriend’. Op een avondje surfen heb je zo een indrukwekkend netwerk vrienden bij elkaar gesprokkeld: een oude schoolvriend, je buurmeisje, Madonna, je zwager in Canada, Jan-Peter Balkenende, een collega en drie volslagen vreemden die net als jij van Madonna houden.

Natuurlijk komt er wel wat meer kijken bij het onderhouden van vriendschappen dan af en toe een krabbeltje achterlaten op andermans digitale profiel. Vriendschap is helemaal niet zo eenvoudig. Niet voor niets bestaat er zo’n lange traditie van denken over vriendschap, meent Paul van Tongeren, hoogleraar wijsgerige ethiek in Nijmegen. ‘Door bij filosofen in de leer te gaan, door met hun ogen te kijken, kunnen we veel leren over wat vriendschap nu eigenlijk is, en waarom het in de werkelijkheid soms zoveel moeilijker is dan die virtuele vriendschapsnetwerken suggereren.’ De belangrijkste leermeester op dit gebied is en blijft de Griekse filosoof Aristoteles (384-322). De twee hoofdstukken die hij in zijn Ethica Nicomachea wijdde aan dit thema gelden nog altijd als dé grondtekst over vriendschap. Volgens Van Tongeren laat Aristoteles zien dat je niet altijd ‘close’ of ‘hecht’ met iemand hoeft te zijn om hem toch een vriend te kunnen noemen. Hyves-vrienden of zakenrelaties kunnen volgens Aristoteles onder bepaalde voorwaarden best onder de noemer ‘vriendschap’ vallen. Van Tongeren: ‘De beste vriend met wie je alles kunt delen verschilt natuurlijk van een zakenvriend, een vage kennis die je wel als “vriend” aanduidt, of een digitale vriendschap. Maar Aristoteles laat zien dat die soorten vriendschap ook een echte vriendschap kunnen zijn. De kern van vriendschap is volgens hem wederkerige welwillendheid: de houding dat je elkaar wederzijds het beste toewenst. Dat is de basis. Vanuit die houding kun je nog steeds om verschillende redenen met iemand bevriend zijn: omdat het nuttig is, omdat het aangenaam is, of omdat die ander een goed mens is. Een functionele vriendschap, zoals een zakenrelatie, kan dus wel degelijk een vorm van vriendschap zijn, zolang die relatie maar aan de eis voldoet van wederkerige welwillendheid. Je gunt elkaar wat, je probeert de ander niet alleen maar af te zetten. Doe je dat wel, dan gebruik je iemand alleen maar.’ Toch reserveert Aristoteles een speciale plek voor vriendschap die het nuttige en het aangename overstijgt. Een hogere vorm van vriendschap, waarbij het vooral gaat om de morele kwaliteiten van de vriend, om deugden als vrijgevigheid, bedaardheid, vriendelijkheid, oprechtheid, geestigheid en rechtvaardigheid. Van Tongeren: ‘Van een rotzak houden is onmogelijk voor Aristoteles. Want je kunt volgens hem niet houden van het slechte. Datgene waar je van houdt, zul je per definitie als goed beschouwen. Je bent bevriend met iemand omdat hij moreel goed is, omdat hij deugt. Als je zelf goed bent, trek je goede mensen aan – soort zoekt soort.’ Je hoeft dan, in termen van nut, niets aan die vriendschap te hebben. Ze levert je niet per se gewin op, maar wel iets dat nog veel belangrijker is: het goede of het deugdelijke zelf.

‘Omdat hij het was’

Hoewel Aristoteles er geen bezwaar tegen had dat mensen een vriendschap uit nut sluiten, zullen denkers na hem dat veroordelen. Van Tongeren: ‘Denkers als Michel de Montaigne en later Friedrich Nietzsche zetten zich sterk af tegen het idee van het nut van vriendschap. Dergelijke vriendschappen zijn geen échte vriendschap, vinden zij. Dus terwijl Aristoteles een relatie die voor beide nuttig is óók als een vorm van vriendschap zou beschouwen, mits er sprake is van wederkerige welwillendheid, zijn Montaigne en Nietzsche op dat punt zeer wantrouwend. Economische of sociale relaties zijn een vorm van bedrog, van onechtheid. Vriendschap wordt daardoor iets heel exclusiefs. Ze verdraagt het zelfs niet dat er redenen voor gegeven zouden worden. Want als je van iemand houdt om zijn eigenschappen, zou je ook van iemand anders kunnen houden die toevallig diezelfde kwaliteiten zou hebben. Montaigne kon op de vraag waarom hij van zijn overleden vriend Etienne de la Boétie hield slechts antwoorden: “Omdat hij het was, omdat ik het was.”

Nietzsche gaat hierin het verst. In een van zijn boeken bekritiseert hij de liefde op een uiterst cynische en ontnuchterende wijze. Liefde is eigenlijk alleen maar hebzucht, stelt hij. Maar, zo gaat hij verder, er is op aarde ook een zeer zeldzame perfectionering van deze wederzijdse hebzucht. En dat is wanneer twee mensen elkaar niet meer willen bezitten, maar samen een begeerte hebben naar iets wat hoger is dan zijzelf: een gezamenlijk ideaal waar ze naar streven. Dat is wat we vriendschap noemen. Nietzsche maakt die echte vriendschap daarmee zo exclusief en zeldzaam dat ze bijna niet meer kan bestaan.’

Desalniettemin stelt Van Tongeren dat het hoge ideaal van vriendschap een belangrijke toetssteen kan zijn. ‘Je moet je eigen relaties kritisch ondervragen. Je hebt misschien wel veel relaties, maar heb je ook echte vrienden? In hoeverre omvatten die relaties de echte, hoogste vorm van vriendschap? Door dergelijke vragen te stellen voorkom je dat je je aandacht verspreidt over relaties die niet duurzaam zijn, zodat je er ineens alleen voor staat wanneer je bijvoorbeeld je schoonheid verliest, van baan verandert, met pensioen gaat, of niet meer zo lekker kunt vrijen.’

Van Tongeren ziet bij Nietzsche nog een andere zinnige gedachte over vriendschap. En dat heeft te maken met zijn overtuiging dat je jezelf moet durven ondervragen. Dat is niet eenvoudig. Niemand ziet graag zijn karakterzwakten en fouten onder ogen, om daar lering uit te trekken. Een echte vriend kan daarbij helpen: hij moet kritisch betrokken zijn, hij moet steun geven in moeilijke tijden, maar ook durven confronteren. Zo’n vriendschap is uiteindelijk van meer waarde dan vriendschappen die alleen maar draaien om gezelligheid. Van Tongeren: ‘Nietzsche waarschuwt: is de vriend niet een soort pijnstiller? De vriend is de kurk, zegt hij, waarop de eenzame kan blijven drijven. Die voorkomt dat hij de diepte in gaat. Vriendschap kan je aan de oppervlakte houden, en in die zin ook: oppervlakkig maken.’

Een betere vriend worden

Van Tongeren zelf ziet vriendschap vooral als een deugd. Een deugd is volgens hem – in de geest van Aristoteles – ‘de perfectionering van een natuurlijke aanleg, door oefening en vorming. Het natuurlijke vermogen om van andere mensen te houden lijkt me een evident gegeven. En dat je kunt leren een betere vriend te zijn lijkt me ook duidelijk.’ Volgens Aristoteles is een deugd altijd een midden tussen uitersten. Vriendschap is dan het perfecte midden tussen egoïsme en altruïsme. Als je enkel van een ander houdt om wat die persoon of de relatie jou oplevert, kun je niet van vriendschap spreken. Maar evenmin kun je van vriendschap spreken wanneer je van iemand houdt zonder aan jezelf te denken of zonder dat die persoon ook van jou houdt. In de woorden van Van Tongeren: ‘Perfecte vriendschap is de verhouding tot de ander waarin je via de ander van jezelf en via jezelf van de ander houdt.’
Van Tongeren plaatst deze opvatting van vriendschap tegenover de opvatting dat een vriend een soort verlengstuk van jezelf is, of een alter ego waaraan je jezelf voordurend spiegelt. Die opvatting is niet alleen tegenwoordig populair, we vinden haar ook bij Aristoteles. ‘Al is dat op zich een mooie gedachte. Het maakt duidelijk hoezeer de relatie met anderen verbonden is met de relatie met jezelf. Je moet immers tevreden zijn met jezelf om überhaupt een vriend te kunnen zijn. Want hoe kun je welwillend zijn tegenover een ander als je niet eens welwillend kunt zijn tegenover jezelf?’

‘Maar uiteindelijk is die visie toch ontoereikend. Het beeld van de vriend als louter een verlengstuk van jezelf is niet alleen onrealistisch, het is ook onwenselijk. Ik denk dat wij eigenlijk vrienden willen hebben die ánders zijn dan wijzelf. Daarin verschilt vriendschap misschien van een liefdesrelatie. In liefde schuilt een verlangen naar eenheid, je wilt één worden met die andere persoon. In vriendschap is dat niet het geval, of in ieder geval anders. Een wezenlijk kenmerk van vriendschap is juist tweeheid, andersheid. Met je geliefde deel je het bed en de slaap om als het ware te versmelten. Met je vriend onderneem je dingen in een soort vertrouwensvolle wedijver. De eenheid tussen vrienden is er een die het onderscheid handhaaft: de eenheid van de openhartigheid.’

Leren ontvangen
 idealiter

Van Tongeren zal de laatste zijn om te beweren dat het beoefenen van de deugd van vriendschap makkelijk is. ‘Vriendschap bestaat uit twee dingen: willen geven en kunnen ontvangen. Over dat geven is al veel gezegd en geschreven, maar ook het ontvangen is nodig om een goede vriend te kunnen zijn. De vraag in hoeverre dat geperfectioneerd kan worden houdt me erg bezig. Hoe kunnen we deze passiviteit cultiveren zodat die beter, mooier, sterker wordt?’
‘Bij ontvangen denken we aan iets wat we krijgen en wat dan mooi meegenomen is. Maar echt ontvankelijk zijn is volgens mij het in dankbaarheid aanvaarden van datgene waar je niet om gevraagd hebt. Bij wijze van spreken het krijgen van een misplaatst cadeau van een vriend. Iets krijgen wat je eigenlijk walgelijk vindt. Een tuinkabouter bijvoorbeeld. Is het mogelijk om de tuinkabouter als een walgelijk ding te blijven zien, en toch de gave als een echte gave te waarderen? Om dus gemeend dankbaar te zijn om een tuinkabouter? Of – serieuzer – om de erkenning voor andere dingen dan waarvoor je graag erkend zou willen worden?’
 ‘Wat ik wil zeggen: je moet kunnen bevestigen dat de ander van jou houdt op zijn of haar manier, en niet op jouw manier. Het is niet zo moeilijk om van de ander te houden op je eigen manier. Dat is soms misschien moeilijk vol te houden, omdat die ander verandert. Maar veel moeilijker is het om bemind te worden op een manier die niet de jouwe is. Om begeerd of gewenst te zijn op een manier die anders is dan de manier waarop je dat zelf zou willen. Dat maakt vriendschap lastig. Leren geven is uiteindelijk vrij makkelijk. Leren ontvangen is veel moeilijker.’