Wat ontbreekt
Enkele maanden geleden had ik een onverwachte ontmoeting met een gepensioneerde rechter. Ver in de tachtig, afkomstig uit een land met een andere juridische en maatschappelijke traditie dan de onze. Wat begon als een kort praatje, we zaten vast op dezelfde locatie, groeide uit tot een gesprek van bijna drie uur. Zonder opzet, zonder voorbereiding, maar met een zeldzame mate van openheid.
Hij vertelde over zijn loopbaan, over wat het betekent om over anderen te oordelen, en over zaken die formeel correct waren afgehandeld, maar waarbij de onderliggende werkelijkheid complexer bleek dan het dossier toeliet. Hij sprak niet over spijt of begrip, maar over afstand. Niet als probleem, maar als realiteit.
Volgens hem is volledige kennis over een ander niet bereikbaar. Niet vanwege onwil, maar vanwege structuur. De tijd is beperkt, de informatie is gefilterd, de mens achter het strafbare feit is nooit volledig zichtbaar. Daarin zat voor hem geen excuus, maar wel een reden om terughoudender te worden in zijn aannames. Later in zijn loopbaan ging hij systematischer op zoek naar het verhaal achter de misdaad. Niet om het oordeel op te schorten, maar om het bewust te voltrekken, met oog voor wat ontbreekt.
Hij beschreef hoe het werk vroeg om beslissingen op basis van onvolledige kennis. Een dossier, een zitting, een gesprek. Maar de context waarin iemand gevormd is, blijft grotendeels buiten beeld. Volgens hem hoort dat bij het vak, maar moet je dat tekort wel actief meenemen in je houding.
Hij sprak daar niet in abstracte termen over. Tijdens het gesprek benoemde ik het als oordeelbewustzijn, een term die ik zelf al langer gebruik. Hij herkende de betekenis meteen: het vermogen om te oordelen met besef van de beperkingen van je informatie, je positie en je aannames. Niet als relativering van verantwoordelijkheid, maar als voorwaarde voor professionele scherpte.
In zijn manier van praten zat niets vrijblijvends. Geen poging tot psychologiseren, geen morele rechtvaardiging achteraf. Wel een duidelijke verschuiving in zijn benadering: minder nadruk op controle, meer op precisie. Minder behoefte aan zekerheid, meer aandacht voor context.
Het deed me denken aan het werk van Michal Lehmann en Daryl Van Tongeren over intellectual humility – intellectuele bescheidenheid. Niet als karaktereigenschap, maar als cognitieve discipline: het vermogen om open te blijven staan voor wat je (nog) niet weet. Hun onderzoek laat zien dat mensen met deze houding effectiever communiceren, beter omgaan met morele complexiteit en minder snel vervallen in simplificaties. Het sluit nauw aan bij wat deze oud rechter beschreef, zonder dat hij het in die termen benoemde.
Wat dit gesprek onderscheidde, was de ruimte die er ontstond doordat hij zichzelf niet centraal stelde. Geen behoefte om indruk te maken, geen haast om een standpunt te verdedigen. In plaats daarvan: luisteren, vragen stellen, pauzes toelaten. Dat type houding zie je zelden in contexten waar autoriteit en meningsvorming centraal staan. Juist daarom is het een houding die aandacht verdient. Niet als moreel ideaal, maar als professioneel gereedschap. In dat licht krijgt oordeelbewustzijn een functionele waarde: het maakt beter werk mogelijk. Niet door meer te weten, maar door preciezer om te gaan met wat je níet weet.
Kunst: portret van een oude man in het rood – Rembrandt


