Raoul Dufy en de zee die nooit stilstaat

Water trekt mij altijd. De beweging, de glinstering, de geur van zout, het licht dat steeds verandert. De zee heeft geen vaste vorm, geen definitieve kleur. Ze is wat ze op dat moment wil zijn. Misschien is dat waarom Raoul Dufy me zo raakt. Hij begreep water. Niet als decor, maar als ritme, als essentie.

Dufy werd geboren in Le Havre, een havenstad. De zee lag voor zijn deur. Als kind tekende hij al de boten die kwamen en gingen, het spel van licht op het water. Hij begon zijn studie aan de kunstacademie in Le Havre en later in Parijs. Eerst schilderde hij nog donker, onder invloed van de symbolisten en impressionisten. Maar toen ontdekte hij Matisse en het fauvisme. Kleur werd licht. Water werd ritme. Hij brak los.

Hij reisde. De Normandische kust, de havens van Marseille, de straten van Venetië. Overal zocht hij de beweging van het water. Niet in vaste vormen, maar in lijnen die meebewogen, in kleuren die niet per se klopten, maar voelden alsof ze klopten. Alles in zijn werk ademde vrijheid.

En toen kreeg hij die ziekte. Reumatoïde artritis. Zijn handen wilden niet meer, zijn lichaam verzette zich. Maar hij hield niet op. Hij vond een manier om zijn lijnen losser te maken, om de pijn te slim af te zijn. Alsof hij tegen zijn eigen grenzen in schilderde.

In 1937 maakte hij La Fée Électricité. Het grootste schilderij van die eeuw. Zeshonderd vierkante meter beweging en licht. Niet groots door zijn formaat, maar door wat erin leeft. De kracht van elektriciteit, de snelheid van energie. Geen zware industriële taferelen, maar een spel, een vrijheid. Hij schilderde alsof hij het leven zelf wilde vasthouden voordat het hem zou ontglippen.

Nu hangt zijn werk tot 28 september in Nice. Daar waar de zee nog steeds beweegt, zoals in zijn schilderijen. Ik weet dat als ik er ben, ik stil zal blijven staan. Niet omdat het moet, maar omdat Dufy me altijd even laat kijken. Echt kijken. Zoals alleen hij dat kan.