Een huisarts met diepe gedachten

Bas van Egmond schreef een boek over het leven en het bestaan. Waarom zijn we zoals we zijn? Over het brein, filosofie, de vrije wil, religie, de werkelijkheid en altruïsme. Mooi stuk!

Door Jannetje Koelewijn. Dit artikel is verschenen in het NRC Handelsblad van maandag 16 maart 2015 op pagina 19

Tweeëndertig jaar was Bas van Egmond (74) huisarts in een Brabants dorp. Van de ouderwetse soort: altijd dienst, bevallingen begeleiden, ook ’s nachts, denken dat hij voor zijn patiënten ook dominee en psycholoog moest zijn. Onderzoeken waar hun spanningen vandaan kwamen, proberen hun problemen op te lossen, hun gedrag te doorgronden. Zonde van zijn tijd, vindt hij achteraf. „Ik deed maar wat. Wat wist ik nou van intermenselijke relaties af. Ik had geen gereedschap, geen schema waarmee ik kon begrijpen waarom we zijn zoals we zijn, wat ons drijft.”

Hij stelde zichzelf steeds meer vragen, ook van de soort wat goed en kwaad is, en wat rechtvaardigheid. Hij ging lezen, nadenken, nog meer lezen – filosofie, evolutiebiologie, neurologie – en toen, in de zomer van 1999, hij was met zijn oude dispuutgenoten vakantie aan het vieren op een Grieks eiland, had hij zijn eureka-moment. Hij las Het gelijk van Spinoza van Antonio Damasio, de Portugees-Amerikaanse neuroloog die beroemd is geworden met zijn reductionistische theorieën over de werking van het brein. Reductionisme: al het mentale – geest, ziel, persoonlijkheid – is terug te voeren op de fysische eigenschappen van het brein. „Damasio”, zegt Van Egmond, „had het over de conatus van Spinoza, het streven waarmee ieder ding zijn bestaan probeert te volharden, en toen wist ik het ineens. Dát is het fundament. Toen kregen mijn gedachten focus.”

Het heeft tot een opmerkelijk boek geleid, Kopverkenningen, waarin hij begint met uitleggen hoe een centraal zenuwstelsel informatie ontvangt en verwerkt – bij het primitiefste beestje en bij de intelligentste mens – en eindigt met het formuleren van doelstellingen voor een rechtvaardige maatschappij. Hard core filosofie, consequent doorgedacht, door een man die in zijn ambitie om alles in één neurofilosofisch systeem onder te brengen, achttiende-eeuws aandoet. Een homo universalis, waar vind je ze nog.

De conatus van Spinoza, of noem het de wil van Schopenhauer of de energie van Einstein, heet bij Van Egmond de wordingsdrift, en wat is voor die wordingsdrift het allerbelangrijkste? De voortplanting. En dan zijn er twee voorwaarden: veiligheid en voedsel. Het bepaalt ons denken en gedrag op ieder niveau, individueel, in gezinnen, groepen, samenlevingen.

Dat Van Egmond zich volstrekt niet tot dualistisch denkende filosofen als Plato en Descartes aangetrokken voelde – dualisme: lichaam en ziel zijn gescheiden – komt, zegt hij, door zijn gereformeerde achtergrond. Hij groeide op in Rijnsburg (toevallig ook de plaats waar Spinoza ging wonen toen hij uit Amsterdam verbannen was), in een gezin met tien kinderen en een zeer strenge vader. „Dat bouwwerk van de gereformeerden”, zegt hij, „dat is zo doorgeredeneerd dat alles klopt, tot je er de essentiële steen uithaalt, dan dondert alles in elkaar.” En die essentiële steen is het geloof in een metafysische werkelijkheid, waarvan het bestaan niet bewezen kan worden.

Op zijn achttiende had Van Egmond er al afscheid van genomen. Tijdens zijn studie geneeskunde – aan de van oorsprong gereformeerde Vrije Universiteit, dat dan weer wel – raakte hij zijn geloof definitief kwijt. Voor hem is ons geweten bijvoorbeeld een emotie, niks goddelijks, maar een derivaat van angst. Het wordt gevormd in onze eerste levensjaren, als we leren wat wel en niet mag. Je hebt het nodig om in een groep te kunnen functioneren, zonder groep geen veiligheid, dan ben je er snel geweest.

Ook is Van Egmond er met Antonio Damasio van overtuigd dat onze omgeving ons brein stuurt. We reageren reflexmatig op alle prikkels uit die omgeving – ook ons lichaam – en maar een heel klein deel van die reflexen arriveert in ons bewustzijn als een gedachte. „De mens is een machine”, zegt hij. „We zijn gewoon een heel ver ontwikkeld dier, meer niet.” Hij voegt er wel een relativerend „denk ik” aan toe.

De vrije wil bestaat dus ook niet voor u.

„Nee. Bij veel mensen roept dat enorme weerstand op, en dat begrijp ik wel, want de kerkvaders en ook de oude Grieken hebben altijd verkondigd dat die vrije wil wel bestaat. Ze moesten wel, ze hadden die vrije wil nodig om mensen ter verantwoording te kunnen roepen. Zonder vrije wil is er geen God. Maar voor mij hoeven we het er niet meer over te hebben, het gaat om je vrij vóélen. De wil heeft ook een emotionele lading.”

En onze verantwoordelijkheid?

„Verantwoordelijkheid gaat over je gedrag in de groep, dat je elkaars autonome ruimte respecteert, dat je niet meer neemt dan geeft, dat er evenwicht is, gelijkwaardige wederkerigheid. Ik sprak een oud-patiënt van me, een man van de oude socialistische stempel, hij had net iemand die in de schuldsanering zit 200 euro gegeven om een boete te betalen. Dat lijkt altruïstisch, maar hij heeft er zelf ook voordeel van, want hij hoopt dat hij daardoor in mijn achting stijgt. En dan is er weer evenwicht.”

Van Frans de Waal weet hij dat het bij apen ook zo gaat, die houden precies bij wie wat voor wie gedaan heeft, wie bij elkaar in het krijt staat. De Waal is de Nederlands-Amerikaanse primatoloog die beroemd werd met zijn boek Chimpanzee Politics. „Of kijk naar een school vissen”, zegt Van Egmond. „Ze houden elkaar voortdurend in de gaten, zo houden ze precies de goede afstand tot elkaar, het evenwicht wordt bewaard en zo zijn ze veilig.”

Wat is het verschil tussen uw theorie en het bouwwerk van de gereformeerden?

„Dat mijn theorie toetsbaar is aan de werkelijkheid.” Popperiaans: „Al is er veel onderzoek dat mijn theorie ondersteunt, dan nog kan er tegenbewijs komen waardoor ze niet blijkt te kloppen.”

En dan had uw vader toch gelijk?

„Welnee, geloof heeft niets met de werkelijkheid te maken, dat is een overtuiging.”

Is de werkelijkheid kenbaar?

„Eerlijk gezegd vind ik het luchtfietserij, om je af te vragen of de werkelijkheid buiten ons brein bestaat en kenbaar is. Wie beweert dat feiten niet bestaan – ik citeer Vincent Icke, de sterrenkundige – die liegt, tenzij hij onbekommerd water in zijn benzinetank gooit. De leeuw die op me afkomt, is een feit. Dat kan ik wel ontkennen, maar als ik geen maatregelen neem, besta ik niet meer.”

Brabant Dorpsarts

Bas van Egmond werd in 1941 geboren in Rijnsburg. Hij studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit en was 32 jaar huisarts in het dorp Rijswijk (NB). Zijn boek Kopverkenningen verscheen bij uitgeverij Tiem.