Ouderdom is een levensfase
Vanmorgen mocht ik een gesprek leiden over Radicale Vernieuwing in de Ouderenzorg. Ik voelde energie, zag lef en hoorde ideeën.
Moest terug naar huis denken aan deze uitspraak van filosoof Michel De Montaigne (1533-1592) die de kunst van het ouder worden definieerde als het leren te accepteren van het onvermijdelijke: de aftakeling van het lichaam en het aanvaarden van de dood. Juist als je erin slaagt om hiermee om te gaan, zul je op latere leeftijd nog intens kunnen genieten. ‘Juist nu ik zie dat mij nog maar zo weinig dagen resten, wil ik dat mijn leven meer gewicht krijgt; ik wil de snelheid waarmee het mij ontvliedt, tegengaan door er even prompt greep op te krijgen, de vaart waarmee het vervluchtigt compenseren door er intensief van te genieten. Hoe korter tijd van leven ik heb, des te dieper en voller moet ik het maken’
Ik realiseer mij dat ik ‘pas’ 50 jaar ben, en toch…
Gepubliceerd in LUMC Magazine, maart 2018. (Foto: Marc de Haan)
Als kind kon verpleeghuisarts en hoogleraar ouderengeneeskunde Wilco Achterberg (54) uren luisteren naar de verhalen van zijn grootouders. Onbewust motiveerden zij hem om zich als jonge arts in verpleeghuiszorg te willen specialiseren. Nu doet hij in het LUMC onderzoek naar hoe de zorg voor kwetsbare ouderen beter kan, en leidt hij jonge specialisten op om deze groep zo goed mogelijk bij te staan.
Verpleeghuizen komen bijna altijd negatief in het nieuws. Frusterend?
“Zeer! Vooral omdat dat zo onterecht is. De Nederlandse verpleeghuiszorg staat al jaren in de top 3 van de wereld. In heel Europa sterft ongeveer een derde van de dementiepatiënten in het ziekenhuis. In Nederland is dat één op de twintig. We doen het hier gewoon hartstikke goed.”
Vanwaar dan toch dat slechte imago?
“Dat heeft vooral te maken met onwetenheid. De verwachtingen die mensen hebben over de laatste levensfase zijn volstrekt niet realistisch. Ze denken dat je alles gewoon moet kunnen blijven doen, tot de dag dat je doodgaat. Maar zo werkt het in de praktijk niet. Neem dementie. Er heerst een hardnekkig misverstand dat patiënten met deze ziekte enkel geheugenproblemen hebben. Maar die aandoening beïnvloedt alle aspecten van het leven, bijvoorbeeld ook coördinatie en gedrag. Als je dat als naaste niet weet, is het ontluisterend om te zien wat er met je dierbare gebeurt. De verpleeghuiszorg krijgt daar vaak de schuld van.”
Het lijkt tegenwoordig soms wel alsof ouderdom een te genezen ziekte is, en dat iedereen met de juiste leefstijl vitaal oud kan worden.
“Daar heb ik inderdaad veel moeite mee. Het is belangrijk te accepteren dat achteruitgang bij het leven hoort. Alleen dan krijgen ouderen de waardering die ze verdienen. Ouderdom is een levensfase, net als de puberteit. Die zien we toch ook niet als ziekte? Als je op een gegeven moment minder kunt, maakt je dat als mens nog niet minder waard.”
Hoe is de verpleeghuiszorg de afgelopen decennia veranderd?
“Sinds ouderengeneeskunde in 1989 een officieel specialisme werd, is er ongelofelijk veel verbeterd. Tijdens colleges laat ik filmpjes zien over hoe het er in de jaren ’90 op een dementie-afdeling aan toeging. Patiënten kregen toen veel meer kalmerende medicatie, en werden vaker vastgebonden. Anno 2018 hebben we een totaal ander idee over wat goede verpleeghuiszorg is. Naast de basisvoorzieningen — eten, drinken, wassen — focussen we nu vooral op de kwaliteit van leven, en persoonlijke aandacht. In plaats van de ziekte staat de mens centraal.”
Even terug: waarom koos u als twintiger voor verpleeghuiskunde?
“Eigenlijk wilde ik tropenarts worden. Maar tijdens mijn studie kwam de liefde voor ouderen bovendrijven. Die stamt uit mijn jeugd. Toen ik een jaar of tien was, woonde mijn moeders moeder een jaar bij ons in. Het gaf me een goed gevoel om haar — en andere ouderen — te kunnen helpen; nadat onze oude buurman een beroerte had gehad, ging ik uit mezelf naar hem toe om oefeningen met hem te doen. De omgang met ouderen is voor mij dus altijd heel vanzelfsprekend geweest. Ook mijn andere oma speelde een belangrijke rol. Zij is 103 geworden. Haar laatste jaren waren niet altijd makkelijk. Ze was bijvoorbeeld moeilijk ter been, en heeft twee van haar kinderen moeten begraven. Zij motiveerde me om de ouderenzorg beter te willen maken. Dat had ik ook als internist-geriater kunnen doen, maar het verpleeghuis trok me aan omdat het daar over zoveel méér gaat dan alleen een ziekte. Alle aspecten van het leven komen er aan bod.”
Hoe ziet uw week eruit?
“Drie dagen per week werk ik bij het LUMC, als onderzoeker, opleider en zorgstagecoördinator. De andere twee dagen ben ik aan de slag als eerste geneeskundige bij Topaz, een organisatie met vijf woonzorgcentra, drie verpleeg- en behandelcentra en een revalidatiehotel.”
Waarom vindt u het belangrijk om met uw voeten in de klei te blijven staan?
“Verwondering begint aan het bed. Het is regelmatig voorgekomen dat ik aan het eind van de dag naar huis ging en dacht: dit kan beter. Dat gevoel van onvrede is het startpunt geweest van verschillende onderzoeken en uiteindelijke nieuwe werkwijzen.”
Wat is het belangrijkste dat u de afgelopen jaren voor elkaar hebt gekregen?
“Ik ben heel trots op de goede samenwerking die we vanuit het LUMC hebben met tien grote verpleeghuisorganisaties in de regio. Samen doen we veel praktijkonderzoek. De resultaten daarvan vinden snel hun weg naar de werkvloer. Een voorbeeld. Bij gedragsproblemen werd er in het verpleeghuis vroeger vaak meteen naar kalmeringsmiddelen gegrepen. Dankzij onderzoek weten we nu dat pijn dikwijls de oorzaak van dat soort problemen is. Dat heeft geleid tot een nieuwe behandelrichtlijn, en daarmee tot een betere kwaliteit van leven voor veel patiënten.”
Leven uw eigen ouders nog?
“Nee, die zijn allebei onverwacht gestorven. Ik was daar niet bij, waardoor ik tot mijn verdriet geen afscheid van ze heb kunnen nemen.”
Wat heeft u uw kinderen over ouderdom bijgebracht?
“Van jongs af aan heb ik onze zonen — inmiddels 20 en 17 — vertrouwd gemaakt met veroudering en achteruitgang. Hun crèche zat in het verpleeghuis waar ik toentertijd werkte, zodat ze als vanzelf met ouderen in contact kwamen. Toen mijn oudste zoon als tiener folders wilden gaan verspreiden, heb ik hem overgehaald om in plaats daarvan in het restaurant van het verpleeghuis te gaan werken. Of dat eraan heeft bijgedragen weet ik niet, maar nu wil hij zelf ook arts worden. Helaas is hij uitgeloot voor de studie geneeskunde. Onze jongste heeft minder met de zorg, die studeert econometrie.”
U weet als geen ander wat voor narigheid u op uw oude dag te wachten kan staan. Beangstigend?
“Niet per se. Veel mensen zien dementie als het ergste wat je kan overkomen. Uit ervaring weet ik echter dat dementie voor de familie vaak moeilijker is dan voor patiënten zelf. Persoonlijk maak ik me meer zorgen over afasie, een aandoening waarbij je je — als gevolg van hersenletsel — niet goed meer verstaanbaar kunt maken. Het lijkt me heel naar om niet met de mensen om je heen te kunnen communiceren, terwijl je brein nog goed werkt.”
Doet u uw best om gezond oud te worden?
“Mwah. Ik sport regelmatig, dat wel. En ik ben vorig jaar eindelijk gestopt met roken. Dat verbaast mensen ja; als dokter moest ik natuurlijk beter weten. Maar van een verslaving afkomen is ontzettend moeilijk. Uiteindelijk heeft mijn oudste zoon me het laatste duwtje gegeven. Toen hij stopte, kon ik voor mijn gevoel niet achterblijven.”
In Duitsland zijn mensen wettelijk verplicht om voor hun ouders te zorgen. Verwacht u dat uw kinderen u later in huis nemen?
“Ik weet niet wie daar meer moeite mee zouden hebben, zij of ik! Ik ben namelijk erg van het zelf doen; toen we twintig jaar geleden een kraamhulp in huis hadden, vond ik dat al benauwend. Verder wil ik mijn kinderen, net als de meeste ouders, niet tot last zijn. De vraag is natuurlijk of dat sentiment terecht is. Als klein jongetje heb ik tenslotte ervaren hoe fijn het kan zijn om iets voor je familie te kunnen betekenen. Het zou mooi zijn als dat gevoel in de samenleving weer meer voorop komt te staan. Maar in een verplichting geloof ik niet.”
Waar valt in de ouderenzorg de komende jaren nog winst te behalen?
“De zestiende-eeuwse legerarts en filosoof Ambroise Paré zei het zo: ‘Een goede arts geneest soms, verzacht vaak en troost altijd’. Dat vind ik een wijze uitspraak. Vandaag de dag staan artsen echter teveel in de behandelmodus. Het gaat vooral over wat we kunnen dóén, niet wat we kunnen laten. Maar in de laatste levensfase is handelen vaak niet de oplossing. Integendeel. Mensen van 90 hebben meestal helemaal geen baat bij cholesterolverlagers, ze ondervinden alleen maar nadelen van de bijwerkingen. Toch blijven we ze die geven. Kortom, de grootste vooruitgang in de ouderengeneeskunde zit hem misschien wel in het tijdig durven stoppen van behandelingen, in plaats van steeds nieuwe therapieën te bedenken.”
Wat kunnen lezers zelf doen om zich zo goed mogelijk op hun oude dag voor te bereiden?
“Niet hun kop in het zand steken. Denk na over hoe je volgende levensfase wilt invullen en anticipeer daarop. Bijvoorbeeld door je woning tijdig aan te passen. Maar het allerbelangrijkste is om in de mensen om je heen te investeren. Zorg goed voor elkaar, op elke leeftijd. Dat is het beste advies dat ik kan geven.”